Month: October 2005

Mijn Reis door Zingeving

Mijn Reis door Zingeving


Mijn voorouders kwamen omstreeks 1800 vanuit Fujian (zuidchina) naar Java, mijn ouders gingen in de vijftiger jaren naar Nederland, zodat ik in Naarden werd geboren.
Van mijn zesde tot mijn dertiende jaar heb ik gewoond te Yogyakarta (Midden-Java), daarna ging ons gezin weer terug naar Nederland.

Ik heb me verdiept in Westerse Esoterie (met name Golden Dawn) en Oosterse Esoterie (taijiquan, qigong).

In deze fase van mijn leven verdiep ik me het meeste in het archetype van de Xia, vergelijkbaar met het archetype van de krijger-sjamaan.

Verder voel ik me zeer geinspireerd door Starhawk
vanwege de verbanden die zij legt tussen esoterie en politieke actie.

Ik heb een ambivalente houding mbt Abrahamisme (Joden, Christenen, Moslims):
Ik stel me critisch op tegenover Zionisme, maar heb bewondering voor van andere aspecten van Jodendom (zoals het Chassidisme, vertolkt door Martin Buber).
Evenzeer ben ik kritisch tegenover de Christelijke Kerk, maar voel me toch wel geinspireerd door de evangelien (de officiele & de apocrieve).
De Qur’an kom ik niet doorheen, maar bepaalde Moslim-schrijfers (zoals Djalla-udin Rumi, Omar Khayyam) vind ik heel bijzonder.

Sowieso ben ik critisch mbt geïnstitutionaliseerde godsdiensten en filosofieën, of het nu Abrahamisme betreft of andere *.ismen!

Dezelfde critische houding heb ik ook mbt ‘mainstream’ paganisme, of het nu Wicca (Gardnerian, Alexandrian, whatever) of Asatru betreft.

Wicca moet maar lekker klein blijven

Wicca moet maar lekker klein blijven


Bron: Trouw 22-10-2005:
Wicca moet maar lekker klein blijven

Stadsheksen Rinia, Mercedes en Sim zijn tevreden over hun maandelijkse caféavond voor paganisten. “Maar je kunt nog altijd beter zeggen dat je op yogales zit.”
Het zou elke bruine kroeg in Amsterdam kunnen zijn: een lange bar, een paar tafeltjes met kaarsen, te harde muziek. Maar in deze schemerige ruimte huist een heksencafé. De enige tekenen: boven de bar hangt een klein pentagram en op een tafeltje naast de wc’s ligt het Book of Shadows, het door de betrokken heksen zelf samengestelde ‘heilige boek’. Daarin enthousiaste briefjes van gasten, een handleiding voor het maken van ‘maanlinten’ (voor elke stand van de maan een andere kleur) en de huisregels (er mag in het heksencafé niet gerekruteerd worden).

Drie vrouwen, Rinia, Mercedes en Sim – ze willen niet met hun achternaam in de krant – zijn de initiatiefnemers.

Rinia (40) omschrijft een heks als “iemand die zich met wicca bezighoudt, een natuurreligie gebaseerd op oude Keltische gebruiken”. Zelf kwam ze met wicca in aanraking nadat ze ‘ergens in het leven een plank had misgeslagen’ en op zoek was naar zingeving.

Haar zusje Mercedes (33) raakte ook geïnteresseerd, en samen verdiepten ze zich in de rituelen. Toen ze op een heksenforum Sim (25) tegenkwamen, was de kring compleet. De drie vrouwen organiseerden een avond om met gelijkgestemden in contact te komen, en zo ontstond twee jaar geleden het heksencafé in Amsterdam.

Elke eerste zondag van de maand komen aanhangers van uiteenlopende natuurreligies er samen om ervaringen uit te wisselen en een netwerk op te bouwen. Alle paganistische (heidense) stromingen zijn welkom.

“Die openheid kunnen we ons permitteren omdat we stadsheksen zijn”, zegt Rinia, “Op het platteland ligt dat moeilijker. Door de strengere sociale controle en de invloed van de kerk kunnen heksengemeenschappen in een dorp zich niet makkelijk profileren. Dat zijn gesloten groepen.”

Maar ook in Amsterdam heersen volgens haar nog rare ideeën over natuurreligies. “Wij hebben veel raakvlakken met new age, maar je kunt beter zeggen dat je aan yoga of reiki doet dan dat je heks bent.”

Behalve tussen stads- en dorpsheksen is er ook verschil tussen heksen die zelfstandig opereren en die bij covens (heksenkringen) zijn aangesloten.

Sommige covens, zegt Sim, hebben ‘zware inwijdingsrituelen’, vieren álle acht jaarfeesten (feesten die overgangen in de natuur symboliseren) en elk maanfeest. “Je moet niet denken dat je daar een beetje de Harry Potter kunt uithangen; het is heel intensief.”

Rinia: “Vergeleken met hen zijn wij fröbelheksen. We pikken eruit waar we voor ons gevoel iets mee kunnen: genezen met kruiden, een paar jaarfeesten, wat rituelen. De strenge wicca’s bewandelen een vastgelegd pad met strenge regels. Zij griebelen van wat wij doen.”

Wanneer iemand een echte wicca is, vinden ze moeilijk vast te stellen, maar een aantal basisprincipes is volgens de drie van groot belang. Het erkennen van de god en de godin, het erkennen van zowel het goede als het kwade in je leven en de aandacht voor je omgeving.

En natuurlijk de Wet van Drie, zegt Mercedes. “Alles wat je een ander aandoet, of het nou goed is of kwaad, komt drie keer terug.”

De god en de godin staan symbool voor de mannelijke en de vrouwelijke kracht op aarde. “Anders dan in het christendom”, zegt Rinia. “Daar is al het vrouwelijke onder tafel geveegd. De kerk heeft sowieso geen fraaie geschiedenis: kruistochten, brandstapels – daar wil ik niet bij horen.”

De andere twee knikken instemmend. Sim: “Het christendom zoekt God buiten de mensen. Onzin. En dat idee van Jezus als verlosser; ik verlos mezelf wel.”

“De kerk heeft veel van de oude rituelen gewoon overgenomen”, zegt Mercedes, “Pasen komt van het vruchtbaarheidsfeest Ostara, kerst van midwinter, Allerheiligen van Samhain, het moment waarop het nieuwe heksenjaar begint.”

De meeste wiccarituelen beginnen met het trekken van een cirkel om de deelnemers. Mercedes: “Je creëert een tussenwereld. Binnenin die cirkel laat je alleen toe wat je voor het ritueel nodig hebt – zowel fysiek als mentaal. Dus ook bepaalde gedachten moeten erbuiten blijven.”

De vier windstreken worden aangeroepen als wachters. Wat er verder in de cirkel gebeurt, hangt van het ritueel af. “Met Ostara verwelkomen we de zomer en brengen we eieren in de cirkel als symbool van nieuw leven”, zegt Mercedes. “Halloween gaat over afscheid nemen – dan gedenken we de doden, en dat maakt vaak heftige emoties los.”

Sim: “De thema’s van de jaarfeesten betrek je op je eigen leven. Met het oogstfeest formuleer je bijvoorbeeld wat je het afgelopen seizoen zelf geoogst hebt. Zo dwingen processen in de natuur je naar jezelf te kijken. Het is soms een enorme confrontatie met jezelf.”

Om die confrontatie gaat het uiteindelijk, vinden de drie.

Rinia: “Daarin verschillen new age en wicca van elkaar. New-agemensen denken: ik koop een leuke steen en die lost mijn problemen op. Voor ons is het: ik loop hier tegenaan, dus ik moet dit zelf oplossen.”

Het heksencafé heeft moeilijke perioden gekend. Rinia: “Er kwamen bezoekers die vonden dat alles anders moest. Er was veel roddel en achterklap. Dan denk je: waar doe ik dit voor?”

Sim: “Het café trekt soms vreemde mensen aan. Laatst nog hadden we een man die beweerde dat hij God was. En door Harry Potter waren we bang dat naïeve lezers naar ons café zouden komen. Dat is gelukkig niet gebeurd. Als je op zoek bent naar een toverschool, kom je bij ons bedrogen uit.”

Mercedes: “We hebben nu elke maand een redelijk vaste groep bezoekers. De meesten zijn rond de dertig, veertig jaar en serieus met paganisme bezig. Zo willen we het houden.”

“Het gaat goed nu”, zegt Rinia. “Mensen moeten ons zelf vinden. Overtuigen en binnenhalen doen we niet. Als religie te veel invloed krijgt, wordt het een bron van ellende. Laat wicca maar lekker klein blijven.”

http://www.trouw.nl/deverdieping/religie_filosofie/

de meer-dimensionaliteit van chinese klassieken

de meer-dimensionaliteit van chinese klassieken


elk chinees symbool heeft diverse bijbetekenissen, vertaling met slechts één woord maakt een meerdimensionaal ‘plaatje’ tot een platte tekst.

Om de meer-dimensionaliteit van chinese klassieken invoelbaar te maken, zou je eigenlijk bij elk symbool de diverse bijbetekenissen moeten plaatsen, zodat je bij elke nieuwe lezing van de tekst telkens weer opnieuw een ander vertaalspoor kan volgen, net zoals je bij een tarot-legging dezelfde reeks plaatjes telkens anders kan duiden.

Goede voorbeelden in dit opzicht zijn:

‘tao te ching’ the definitive edition (Jonathan Star)
‘i ching’ het klassieke chinese boek der veranderingen, nieuwe vertaling en corcodantie (geschreven door Rudolf Ritsema & Stephen Karcher, vertaald door Ria van Hengel)

In discussie met Adonai

In discussie met Adonai


In het boek Job gaat de hoofdpersoon de discussie aan met Adonai, dit thema kom je met name in de joodse cultuur tegen.

De redenering is als volgt:
Wij mensen hebben een convenant met Adonai, waarin wederzijdse rechten en plichten zijn vastgelegd, waarop we elkaar kunnen aanspreken.

Het is een godsbeeld dat me wel aanspreekt!

What if God was one of us (Joan Osborne)

What if God was one of us (Joan Osborne)



 

If God had a name what would it be?
And would you call it to his face?
If you were faced with him
In all his glory
What would you ask if you had just one question?

*And yeah, yeah, God is great
Yeah, yeah, God is good
Yeah, yeah, yeah-yeah-yeah

What if God was one of us?
Just a slob like one of us
Just a stranger on the bus
Trying to make his way home

If God had a face what would it look like?
And would you want to see
If seeing meant that
you would have to believe
in things like heaven and in Jesus and the saints
and all the prophets (*)

Trying to make his way home
Back up to heaven all alone
Nobody calling on the phone
‘cept for the Pope maybe in Rome(*)

Just trying to make his way home
Like a holy rolling stone
Back up to heaven all alone
Just trying to make his way home
Nobody calling on the phone
‘cept for the Pope maybe in Rome

The Battle of Kurukshetra: Arjuna’s Dilemma

The Battle of Kurukshetra: Arjuna’s Dilemma


dhritirashtra:

Ranged thus for battle on the sacred plain on kurukshetra – say, sanjaya!
Say what wrought my people, and the pandavas?

sanjaya:

When he beheld the host of pandavas raja duryodhana to drona drew, and spake these words:

“ah, guru! See this line, how vast it is of pandu fighting-men, embattled by the son of drupada, thy scholar in the war!

Therein stand ranked chiefs like arjuna, like to bhima chiefs, benders of bows; virata, yuyudhan, drupada, eminent upon his car, dhrishtaket, chekitan, kasi’s stout lord, purujit, kuntibhoj, and saivya, with yudhamanyu, and uttamauj subhadra’s child; and drupadi’s; – all famed!

All mounted on their shining chariots!

On our side, too, – thou best of brahmans!

See excellent chiefs, commanders of my line, whose names i joy to count: thyself the first, then bhishma, karna, kripa fierce in fight, vikarna, aswatthaman; next to these strong saumadatti, with full many more valiant and tried, ready this day to die for me their king, each with his weapon grasped, each skilful in the field.
Weakest – meseems our battle shows where bhishma holds command, and bhima, fronting him, something too strong!

Have care our captains nigh to bhishma’s ranks prepare what help they may!

Now, blow my shell!”

Then, at the signal of the aged king, with blare to wake the blood, rolling around like to a lion’s roar, the trumpeter blew the great conch; and, at the noise of it, trumpets and drums, cymbals and gongs and horns burst into sudden clamor; as the blasts of loosened tempest, such the tumult seemed!

Then might be seen, upon their car of gold yoked with white steeds, blowing their battle-shells, krishna the god, arjuna at his side: krishna, with knotted locks, blew his great conch carved of the “giant’s bone;” arjuna blew indra’s loud gift; bhima the terrible wolf-bellied bhima – blew a long reed-conch; and yudhisthira, kunti’s blameless son, winded a mighty shell, “victory’s voice;” and nakula blew shrill upon his conch named the “sweet-sounding,” sahadev on his called “gem-bedecked,” and kasi’s prince on his. Sikhandi on his car, dhrishtadyumn, virata, satyaki the unsubdued, drupada, with his sons, (o lord of earth!) Long-armed subhadra’s children, all blew loud, so that the clangor shook their foemen’s hearts, with quaking earth and thundering heav’n.

Then ’twas beholding dhritirashtra’s battle set, weapons unsheathing, bows drawn forth, the war instant to break – arjun, whose ensign-badge was hanuman the monkey, spake this thing to krishna the divine, his charioteer:

“drive, dauntless one!

To yonder open ground betwixt the armies; i would see more nigh these who will fight with us, those we must slay to-day, in war’s arbitrament; for, sure, on bloodshed all are bent who throng this plain, obeying dhritirashtra’s sinful son.”

Thus, by arjuna prayed (o bharata!) Between the hosts that heavenly charioteer drove the bright car, reining its milk-white steeds where bhishma led, and drona, and their lords.

“see!” spake he to arjuna, “where they stand, thy kindred of the kurus:”

And the prince marked on each hand the kinsmen of his house, grandsires and sires, uncles and brothers and sons, cousins and sons-in-law and nephews, mixed with friends and honored elders; some this side, some that side ranged: and, seeing those opposed, such kith grown enemies – arjuna’s heart melted with pity, while he uttered this:

arjuna:

Krishna!

As i behold, come here to shed their common blood, yon concourse of our kin, my members fail, my tongue dries in my mouth, a shudder thrills my body, and my hair bristles with horror; from my weak hand slips gandiv, the goodly bow; a fever burns my skin to parching; hardly may i stand; the life within me seems to swim and faint; nothing do i foresee save woe and wail! It is not good, o keshav!

Nought of good can spring from mutual slaughter!

Lo, i hate triumph and domination, wealth and ease, thus sadly won!

Aho!

What victory can bring delight, govinda! What rich spoils could profit; what rule recompense; what span of life itself seem sweet, bought with such blood?

Seeing that these stand here, ready to die, for whose sake life was fair, and pleasure pleased, and power grew precious: – grandsires, sires, and sons.

Brothers, and fathers-in-law, and sons-in-law, elders and friends!

Shall i deal death on these even though they seek to slay us?

Not one blow, o madhusudan! Will i strike to gain the rule of all three worlds; then, how much less to seize an earthly kingdom!

Killing these must breed but anguish, krishna!

If they be guilty, we shall grow guilty by their deaths; their sins will light on us, if we shall slay those sons of dhritirashtra, and our kin; what peace could come of that, o madhava?

For if indeed, blinded by lust and wrath, these cannot see, or will not see, the sin of kingly lines o’erthrown and kinsmen slain, how should not we, who see, shun such a crime we who perceive the guilt and feel the shame oh, thou delight of men, janardana?

By overthrow of houses perisheth their sweet continuous household piety, and – rites neglected, piety extinct enters impiety upon that home; its women grow unwomaned, whence there spring mad passions, and the mingling-up of castes, sending a hell-ward road that family, and whoso wrought its doom by wicked wrath.

Nay, and the souls of honored ancestors fall from their place of peace, being bereft of funeral-cakes and the wan death-water.

So teach our holy hymns.

Thus, if we slay kinsfolk and friends for love of earthly power, ahovat!

What an evil fault it were!
Better i deem it, if my kinsmen strike, to face them weaponless, and bare my breast to shaft and spear, than answer blow with blow.

So speaking, in the face of those two hosts, arjuna sank upon his chariot-seat, and let fall bow and arrows, sick at heart.

Ping: https://sacred-texts.com/hin/gita/bg01.htm